Afstand & nabijheid. Als jeugdprofessional moet je afstand houden in je werk. Maar als je een te grote afstand hebt, zal er geen goede samenwerking tot stand komen.

Hoe doe je dat precies in je werk? Hoe kun je afstand houden en toch nabij zijn?

Het is een vraag die mij regelmatig bezig houdt. Hoe doe je dat, afstand houden? Betekent dit dan dat je afstandelijk doet, korte antwoorden geeft, geen empathie toont? Dat kan toch niet? In de periode dat ik veel bij mensen thuis kwam, werd ik soms gezien als een vriendin of als visite. Dat was natuurlijk ook niet de bedoeling.
Hoe ga je hiermee om?

Andries Baart

Ik woonde enkele jaren geleden een lezing bij van Andries Baart, tijdens de dag voor de Jeugd in Amsterdam. Ik was direct enthousiast over zijn stelling:”Je kunt nog zoveel wetenschappelijk onderbouwde interventies toepassen, maar als je geen relatie opbouwt met je cliënt, zal het niet beklijven.”

Onlangs verscheen er op Sociaal Net een prachtig interview tussen Joost Bonte & Andries Baart. In dit interview lees je de achterliggende gedachte van de presentietheorie, zoals hij is bedoeld.

“Korte, geïsoleerde en protocollair aangestuurde handelingen leiden vaak tot slecht afgestemde zorg en breuken in continuïteit. Het stompt medewerkers gemakkelijk af. Organisaties die ‘presentiegewijs’ werken, hebben daar ook financieel baat bij. Medewerkers ontdekken opnieuw de zin van hun professioneel engagement. Ze melden zich minder vaak ziek. Ze maken de zorg menslievend en tegelijk efficiënt.”

Andries Baart is de man achter de presentietheorie. Als sociale professional is het cruciaal dat je kennis opzij durft schuiven, je dienstbaar opstelt en het ritme van de cliënt volgt. Het lijkt simpel maar dat is niet. Straathoekwerker Joost Bonte kan er een aardig mondje over meepraten. Ze gingen met elkaar in gesprek.

Andries Baart presentie

© Claudia Kamergorodski

Ik ben een fan van de Nederlander Andries Baart: filosoof, theoloog, onderzoeker en sociaal werker. Een professor met opdrachten aan universiteiten in Nederland en Zuid-Afrika.Toch ploeteren we dagelijks om die evidentie waar te maken. Ik keek dus uit naar dit interview met een belangrijke inspirator.

Ooit gedacht dat je theorie van de presentie zo’n succes zou worden?

Andries Baart: “Die hoge vlucht heeft me verrast. Ik publiceerde een boek met de ambitie om een kleine groep mensen te ondersteunen die actief zijn in het pastoraal werk. Theologen en kerkdienaren waren de doelgroep. Aan de hand van honderden interviews en zorgvuldig bijgehouden dagboekfragmenten, beschreef ik het werk van twee buurtpastores in achterstandswijken. Uit deze analyse distilleerde ik de theorie van presentie.”

Maar het boek sprak een breder publiek aan.

“Al snel vond de inhoud van het boek ingang bij sociaal werkers die met beide voeten in het veld stonden, de frontliniewerkers. Het boek is veel te dik en komt uit een beladen theologische hoek. Toch werd het warm omarmd. Veel sociale professionals herkennen zich beter in de losse, trouwe en hartelijke pastorale praktijk in die achterstandswijken, dan in de eigen methodiekboeken met afvinklijstjes. Ik raak blijkbaar hun verlangen naar goed sociaal werk.”

“De presentie biedt een antwoord op het ongenoegen dat zich in hun dagelijkse praktijk nestelt. Ze kreunen onder regelgeving, protocollen en nutteloze registraties. Plots verscheen er iets waarvan ze zegden: ‘Hier loop ik warm van, zo wil ik mijn praktijk vorm geven.’”

Hebben ze de theorie ook allemaal in de vingers?

“In het begin ging ik door mijn Friese koppigheid vaak in discussie. Ik stelde vast dat mensen een eigen interpretatie aan presentie gaven. Ik wou dat telkens corrigeren om mijn theorie zuiver te houden. Dat doe ik niet meer. Nu grijp ik vooral het enthousiasme aan waarmee anderen zich op de presentietheorie en -benadering storten. Vervolgens stuur ik voorzichtig bij.”

“Die bijsturing blijft nodig. Presentie wordt vaak gereduceerd tot ‘aanwezig zijn’. Maar het begrip heeft verschillende lagen en het is niet zo makkelijk om er mee aan de slag te gaan. Vanuit de Stichting Presentie, waar intussen acht mensen werken, voorzien wij trainingen, waaronder een basistraining die zes dagen duurt. Dat is een minimum. Toch proberen organisaties dat in te snoeren tot één vormingsnamiddag.”

Je theorie is prima, maar het mag geen geld kosten?

“Presentie kan je maar uitrollen als de volledige organisatie kiest voor de meerwaarde van deze benadering. Dan volgt een lang transitieproces. Grote organisaties hebben soms zeven jaar nodig om de omslag te maken. Zowel de poetsvrouw als de raad van bestuur moet je meenemen. Je legt uit en laat hen ervaren wat goede zorg is. Zorg voor patiënten hangt samen met zorg voor medewerkers.”

‘Hoe groter de afstand, hoe minder betekenisvol je bent.’

“Korte, geïsoleerde en protocollair aangestuurde handelingen leiden vaak tot slecht afgestemde zorg en breuken in continuïteit. Het stompt medewerkers gemakkelijk af. Organisaties die ‘presentiegewijs’ werken, hebben daar ook financieel baat bij. Medewerkers ontdekken opnieuw de zin van hun professioneel engagement. Ze melden zich minder vaak ziek. Ze maken de zorg menslievend en tegelijk efficiënt.”

En wat met patiënten en cliënten?

“Daar gaat het natuurlijk vooral over. Zij hebben relationele zorg nodig. Wie dat kan bieden, is niet zo ingewikkeld: iemand die voor jou de handen in het vuur steekt, iemand die je niet doorverwijst maar bij je blijft, iemand die luistert en niet alleen dicteert, iemand die nabij is en geen afstand houdt.”

Dat staat haaks op het advies om voldoende professionele afstand te houden.

“Dat is helemaal fout. Hoe groter de afstand, hoe minder betekenisvol je bent. Je moet proberen om steeds nabij te zijn en aansluiting te zoeken. Pas door dichtbij te komen weet je wat er zich in het leven van de ander afspeelt, wat hem bezighoudt, waar trauma’s liggen, hoe er omgegaan wordt met vernederingen en uitsluitingen. Dan kijk je naar wat je te bieden hebt, je graaft in je kennis, diept tools en methodieken op uit je rugzak.”

“Alleen vanuit zo’n afstemming kan je als frontliniewerker het verschil maken. Er is maar één nuttige afstand: de reflectieve. Want door die afstand hou je je kop erbij en waai je niet met alle winden mee.”

Remmen vooral managers de implementatie van presentie af?

“Het klopt dat lange transitieprocessen vaak botsen met managers die op korte termijn willen scoren. Maar zij zijn niet de enige zondebokken. Integendeel, we zien steeds vaker dat ze begrijpen dat presentie geboden is en helpt.”

‘Managers zijn niet de enige zondebokken.’

“Ook de werkvloer biedt soms weerstand. Sommige frontliniewerkers vinden presentie te hoog gegrepen of enkel weggelegd voor de happy few of de hoogopgeleiden. Sommige werkers zijn gewoon luiwammesen of gewoontedieren. Voor die groep ben ik eerlijk gezegd blij dat er procedures en protocollen bestaan. Die verhinderen hen om zomaar een kamer binnen te lopen of lomp en onbeleefd te zijn.”

Wiens schuld is het dan dat niet iedereen aan de slag gaat met jouw inzichten?

“Ik denk niet in termen van schuld. Ik probeer iets te begrijpen. Een systeem, dus ook een organisatie, is complex: het reproduceert zich en houdt zichzelf in stand. Als een organisatie onvoldoende innoveert, kan je de schuld niet volledig op de schouders van managers leggen. Er moet met alles en iedereen rekening gehouden worden. Hoe werkt de intake? Hoe ziet je gebouw er uit? Hoe organiseer je het onthaal? Hoe worden uurroosters opgemaakt? Waar lopen subsidiestromen? Binnen welke politieke context werk je? Allemaal belangrijke elementen als je een transitieproces opstart.”

Jammer dat we in een neoliberale maatschappij vertoeven. Anders zou presentie sneller ingang vinden.

“Je kan dat ook omdraaien: misschien is de presentiebenadering succesvol omdat we in een neoliberale maatschappij leven. Alternatieven zijn meer dan ooit noodzakelijk. Want zo’n neoliberaal beleid slaat grote gaten. Het duwt kwetsbare mensen verder in de afgrond. Ze hebben een onzekere toekomst en krijgen de schuld van de situatie waarin ze terecht gekomen zijn. Sociaal werkers worden uitvoerders van dit beleid en moeten zich houden aan de vooropgestelde kwaliteitsprocessen.”

‘Alternatieven zijn meer dan ooit noodzakelijk. Want een neoliberaal beleid slaat grote gaten. Het duwt kwetsbare mensen verder in de afgrond.’

“Het neoliberalisme wantrouwt de mens. En ook de overheid zou niet deugen omdat ze mensen nodeloos beschermt of in de hangmat laat. Enkel de markt zou ons kunnen redden. Concurrentie bevordert kwaliteit, zegt men. Dus wordt er geteld en gemeten dat het een lieve lust is.”

Kan je concrete voorbeelden geven?

“In Nederlandse ziekenhuizen besteden verpleegkundigen tot meer dan 30 procent van hun tijd aan registraties. Maar nergens wordt gemeten of mensen zich daardoor ook beter verzorgd voelen. Er wordt geregistreerd om een accreditering of kwaliteitslabel te halen. Organisaties die meetbare targets vooropstellen en voorgekauwde trajecten installeren, kunnen rekenen op overheidssteun en onderzoekssubsidies.”

“Gevolg? Goede patiënten worden afgeroomd want men kan er mee scoren. Moeilijke patiënten worden aan hun lot overgelaten omdat je met hen geen hoge punten haalt. Ze worden vaak rondgepompt van de ene instelling naar de andere, zonder echt geholpen te worden. Een kleine maar bewonderenswaardige groep sociale professionals blijft in die complexe situaties toch geduldig aan de slag gaan. Dit werk gebeurt dan vaak in een grijze zone en vindt nergens zijn neerslag.”

Hoe biedt presentie hier een alternatief?

“Presentie is een praktische benadering en een constructieve kritiek op de huidige gang van zaken. Er wordt me vaak verweten dat presentie enkel werkt bij brave, goed menende en therapietrouwe patiënten.”

“Dat is larie en apekool. Presentie bewijst vooral haar meerwaarde bij moeilijke en ingewikkelde multiprobleemcliënten. Vooral deze groep heeft baat bij de stelling dat je pas betekenisvol kan zijn als je contact maakt en aansluiting zoekt. Je kan hen pas bijstaan door te zoeken waarom ze hun financiën niet op orde krijgen, een alcoholprobleem hebben, over losse handjes beschikken, boel hebben met hun buren, geen opleiding willen volgen, hun kinderen verwaarlozen. Je moet niet instemmen met hun leven, maar je wel om hen bekommeren. Je moet proberen hun leven opnieuw menselijk te maken.”

Dat klinkt wollig.

“Laten we dan naar de naakte feiten kijken. Petra Schaftenaar is leidinggevende in een Amsterdams forensische psychiatrische kliniek. Ze werkt er met psychiatrische patiënten die een strafbaar feit pleegden. Ik was promotor van haar doctoraal proefschrift over relationele zorg in die forensische psychiatrie.”

‘Probeer hun leven opnieuw menselijk te maken.’

“Samen met de psychiater bracht zij de inzichten van presentie binnen. Ze gingen aan de slag met patiënten, stemden teams op elkaar af en herformuleerden protocollen. Maar vooral moesten ze opboksen tegen de goegemeente die zei: ‘Ga je die klootzakken nu ook nog eens vertroetelen?’ Omdat ik die kritiek op voorhand wou pareren, vroeg ik een collega-professor statistiek om co-promotor te worden van het proefschrift. Zo kon men de wetenschappelijke rekenarij niet in twijfel trekken.”

Wat blijkt uit dat onderzoek?

“Patiënten die een presente bejegening krijgen, zijn hier meer tevreden dan de referentiegroepen in drie partnerorganisaties. Bovendien stelde de onderzoeker vast dat recidive – het plegen van misdrijven na ontslag – tot 40 procent gedaald was. Met andere woorden: het menselijk herstel was sterker en de maatschappelijke schade aanzienlijk minder. Je zou dan denken: we hebben het juiste spoor gevonden. Maar zowel Petra als de psychiater moesten vertrekken. Dat bracht hen niet van de wijs. Ze zijn nu samen actief in een gelijkaardige instelling elders in het land.”

Toont dat ontslag de kracht van het neoliberaal denken?

“Je kan dat ook anders zien. Misschien staan we op een kantelmoment. Mijn collega Jan Willem Duyvendak stelt dat helder in zijn bijdrage aan ‘De verhuizing van de verzorgingsstaat’ het recente jaarboek van Sociale Vraagtukken: er zijn altijd keuzes te maken. Politici, burgers en sociaal werkers beschikken allemaal over discretionaire- of handelingsruimte om keuzes af te wegen en eigen beslissingen te nemen. We moeten af van de ‘There is no alternative’-gedachte dat massieve en onafwendbare processen ons plat slaan. Vertrek van de vraag: wat is noodzakelijk om de wereld weer menselijk te maken? We zullen alternatieven vinden als we aan politiek doen, als we solidariteit en menselijke waardigheid terug als kernbegrippen naar voor schuiven.”

Wat moeten sociale professionals dan concreet doen?

“Ze moeten ethische en ideologische thema’s op de politieke agenda blijven plaatsen, vanuit hun werkpraktijk en de omgang met kwetsbare mensen. Hun werk mag niet stoppen bij het uitrollen van methodiekjes en techniekjes. We moeten beleidsmakers en -belissers bestoken met schrijnende levensverhalen en scherpe vragen totdat ze er ongemakkelijk van worden. Pas dan zullen ze nadenken en rekening houden met mensen die het ritme en de vereisten niet kunnen volgen.”

Presentie is vooral een manier om in het leven te staan?

“Voilà. Heeft niet elke politieke partij en middenveldorganisatie het over verbindend werken? Zie jij een verschil met ‘aansluiten en afstemmen’, het vertrekpunt van presentie? Voor mij geldt: practice what you preach. Ik wil graag uit één stuk leven en werken, zo veel mogelijk consistent zijn. Vanuit het sociaal werk doen we dit met mensen die zich sociaal overbodig voelen. Maar het moet ook de leidraad zijn in de omgang met bestuurders, politici, directies, buurtbewoners en collega’s.”

“Ook voor mij blijft het een permanente uitdaging om zo in het leven te staan. Mijn vrouw Monique werkt in een achterstandswijk en wordt vaak geconfronteerd met wat oogt als plat racisme en seksisme. Ze hoort ook ‘foute’ uitspraken uit de mond van mensen die het hart op de juiste plaats hebben, die boodschappen doen voor anderen, die bezoekjes brengen aan eenzamen, die een pannetje eten dragen naar wie honger heeft, een verse onderbroek helpen aantrekken bij hen die daar de moeite niet meer voor nemen. Goeie mensen roepen soms rare dingen.”

Hoe komt dat dan?

“Je moet door hun scherpe taal heen kijken door dieper te luisteren. Meestal stel je dan vast dat ze zelf geen fantastisch leven hebben. Ze wonen in een verpauperde buurt, in een huis met zwammen, ze kunnen met moeite de eindjes aan elkaar knopen en stellen het doktersbezoek uit. Deurwaarders liggen op de loer en dronken buren bedreigen hen. Is het zo verwonderlijk dat ze zich kwaad maken als een Eritreeër of Somaliër wel een huis krijgt terwijl hun eigen dochter al veertien jaar wacht op een betaalbare woning? Is dit racisme of onbegrip voor het gevoerde beleid? Er zit een reële kern in hun klachten en die verdient aandacht, ook als je racisme en populisme veroordeelt – wat ik doe.”

‘Bekijk kwaliteit vanuit de zorgontvanger.’

“Ook hier moeten we beter aansluiten, afstemmen en blijven geloven in de goedheid van de mens, zelfs als die domme en gore praat uitkraamt. Presentie steunt ontegenzeggelijk op een politieke ethiek.”

Je hebt intussen grijze haren. Hoe kijk je zelf naar je eigen verdienste?

“Het was nooit mijn levensdoel om van presentie een succesverhaal te maken. Ik voel me bevoorrecht dat het zo is gelopen, al heb ik me ook suf gewerkt. Maar toch, er staat wat en dat stemt me dankbaar. Ondanks dat succes moet je alert blijven. Ik probeer te waken over oneigenlijk gebruik van mijn werk. Want soms gebeuren er vreemde dingen. Kijk naar ‘De markt van welzijn en geluk’ van Hans Achterhuis. Hij omschreef daarin de staat van het sociaal werk en vooral de kans dat het mensen afhankelijk maakt van profesionals. Ook een kritiek dus, net als ik dat doe. Dat werd door de overheid gretig aangegrepen om te deprofessionaliseren en massaal te besparen. Dat was helemaal niet de bedoeling van de auteur. Maar het kwaad was geschied.”

“Zo’n averechtse effecten zijn pijnlijk. Want ik probeer de wereld meer leefbaar te maken. Zoals elke mens, denk ik. Ik kreeg bij mijn geboorte een flink stel hersenen en ben stevig geworteld in de Friese klei. Ik had het geduld en het doorzettingsvermogen om een theorie te ontwikkelen die zijn weg vindt bij die beroepen die zich inzetten voor de kwetsbaren in onze maatschappij. Die intentie wil ik graag gaaf houden.”